Van 16 tot 19 januari vond de tweejaarlijkse beurs Agriflanders plaats in Gent. Het was een succesvolle editie met een recordaantal bezoekers. In een groot deel van de gesprekken op de vele standen is niet alleen vaak bezorgdheden geuit over de gevallen van mond-en-klauwzeer (MKZ) in het oosten van Duitsland, maar ook over de aanhoudende nieuwe gevallen van infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR). MKZ en IBR waren ook de reden waarom de beursorganisatoren besloten hadden om de prijskampen niet te laten doorgaan. Dit alles benadrukt de noodzaak voor een lange termijnvisie voor dierengezondheid bij alle actoren in de rundveesector.
MKZ is een dierziekte van klasse A en wordt veroorzaakt door een zeer besmettelijk virus met een duidelijk en direct zichtbaar verwoestend effect. Nederland herinnert zich nog steeds de MKZ drama’s in 2001 waar destijds meer dan 270.000 dieren moesten worden geruimd. Iedereen is en blijft hierover zeer op zijn hoede. De overheden hebben een plan met draconische maatregelen in de startblokken staan voor het geval er een dergelijke uitbraak zou plaatsvinden.
Terug een toename van IBR-gevallen
Voor IBR, een dierziekte van klasse C, is het echter een ander verhaal. België bindt al sinds 2007 de strijd aan tegen IBR, de ziekte die veroorzaakt is door het BoHV-1 virus. De belangrijkste reden hiervoor is dat een IBR-vrije rundveestapel zowel de gezondheid als de productie van de runderen ten goede komt. Bovendien heeft dit ook een positief effect op de concurrentiepositie van de hele rundveesector. Sinds 2012 is het programma verplicht voor alle rundveehouders en verliep het zeer vlot dankzij de grote inspanningen van vele rundveehouders.
Tegen eind 2024 waren maar liefst 99,6 procent van de conventionele rundveebedrijven in Vlaanderen IBR-negatief! Op niet-conventionele bedrijven (afmest- en handelstallen) zullen nog belangrijke stappen gezet moeten worden. Zoals zo vaak wegen de laatste loodjes het zwaarst. Wanneer de eindmeet in zicht is moet men kordaat doorzetten. Maar helaas. Er kwamen derogaties voor enkele chronisch besmette bedrijven waardoor de afvoer van IBR-dragerdieren is uitgesteld en waarbij sommige begunstigden zich niet aan de spelregels hielden. Bovendien bleven positieve dieren in de handel circuleren. “Zolang er positieve dieren aanwezig blijven, waar dan ook, en zolang er bewegingen van dragers zijn, blijft het dweilen met de kraan open”, stelt DGZ al lang. Dit geldt trouwens niet alleen voor IBR, maar ook voor andere infectieuze dierziekten.
Situatie vorig jaar
Sinds eind vorig jaar is er een duidelijke toename merkbaar van het aantal IBR-besmette dieren in de handel. Tussen begin november 2024 en midden januari 2025 werden in Vlaanderen zo’n 440 dragerdieren gedetecteerd op een totaal van 47.475 verhandelde dieren. Helaas zien we die toename ook vertaald in het verklaren van vijf bedrijven tot haard, gesitueerd in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen. DGZ heeft ook al verschillende gevallen van insleep gedetecteerd en er zijn bovendien heel wat lopende verdenkingen. In totaal gaat het over een twintigtal bedrijven in Vlaanderen. Op 28 januari 2025 waren er al 783 dragerdieren aanwezig in Vlaanderen. De overgrote meerderheid van de recente gevallen van virusinsleep zijn te linken aan de aankoop van dieren die in de handel besmet zijn geraakt.
Draagvlak IBR-programma onder druk
De negatieve beeldvorming die ontstaat rond het IBR-programma heeft een bredere impact. Het tast niet alleen het huidige draagvlak aan, maar ondermijnt ook het vertrouwen in de toekomstige aanpak van dierziektebestrijding in België. Veehouders dreigen hun geloof in een gecoördineerde dierziektebestrijding volledig te verliezen. De veehouders krijgen flink te kampen met nieuwe wetgeving en regelgeving, en worden al onderworpen aan tig controles en opvolging, maar dit geldt niet voor alle spelers in het veld. Zo krijgt DGZ talloze vragen over de nieuwe gevallen van besmetting, de handel en het transport, etc.
Op al deze vragen van veehouders en dierenartsen kan DGZ geen aanvaardbaar antwoord meer bieden. We wensen onze brugfunctie zo goed mogelijk in te vullen. En dit bij te dragen aan het realiseren van de doelstellingen binnen het stappenplan. Hiervoor zijn echter gecoördineerde en daadkrachtige acties noodzakelijk van alle partners in het IBR-programma. DGZ is er van en voor de veehouders en hun bedrijfsdierenartsen, en ondersteunt hen bij identificatie en registratie, en via analyse en advies. DGZ heeft een sensibiliserende rol in het kader van de vrijwillige en de verplichte preventie- en bestrijdingsprogramma’s voor dierenziekten. Als vereniging heeft ze echter niet de bevoegdheid noch de wens om wetgeving uit te vaardigen, overtredingen op te volgen of te penaliseren. Dit is niet de taak van DGZ.
Voorstellen en adviezen van DGZ
Vanuit haar expertise heeft DGZ, in overleg met haar Waalse zusterorganisatie ARSIA, eind januari een reeks voorstellen en adviezen bezorgd aan de bevoegde instanties. Dit om het tij proberen te keren en te evolueren naar een robuuste en toekomstbestendige dierziektebestrijding.
Dit zijn de urgente kortetermijnacties die DGZ voorstelde om de IBR-situatie te keren en die natuurlijk eveneens nuttig zijn m.b.t. andere infectieuze dierziekten:
- Helderheid creëren over de verantwoordelijkheden en de vervolgstappen binnen het IBR-programma zodat het vertrouwen erin kan hersteld worden. Het nut van de voorgestelde acties voor de sector moet gekaderd zijn.
- De handel veiliger maken door duidelijkheid te scheppen over de timing van de uit te voeren stappen in functie van de tracering en het statuutbeheer van dieren in de handel. Denk hierbij aan verplichte bloednames van dieren in de handel en eventuele opschortingen van handelsstallen.
- De belangrijke acties op langere termijn om dierziektebestrijding in het algemeen toekomstbestendig te maken die DGZ heeft voorgesteld zijn:
- Volledig real-time statuutbeheer van de runderen in de handel voorzien, om verspreiding van ziektes via de handel te kunnen indijken.
- Aanpassing van de wetgeving zodat runderen niet meer “tot 30 dagen onderweg” mogen zijn in de handel. Dit moet korter. Runderen worden vandaag immers niet meer met paard en kar vervoerd.
- Striktere bioveiligheidssystemen in de rundveesector uitwerken en implementeren op alle inrichtingen, maar ook tijdens vervoer, verzamelen en verhandelen van dieren.
- Strikter toezicht op nutsdieren die vrij rondlopen in natuurgebieden, zowel m.b.t. identificatie en registratie van deze dieren (die dus allemaal een oormerk moeten dragen) als beantwoorden aan de regelgeving rond dierengezondheid (met de nodige analyses en verplichte vaccinaties tegen bv. blauwtong en EHD).
Misschien toch positief?
Hopelijk komt er ook iets positiefs uit de aanhoudende IBR-problematiek, en kan ze een drijfveer zijn voor grondige hervormingen rond diergezondheid, en dit in het belang van de veehouders. Het is essentieel dat deze hervormingen gedragen worden door de volledige sector en dat hiertoe voldoende middelen worden voorzien. Met deze oproep wil DGZ de hand reiken naar alle betrokken partijen om samen te evolueren naar een toekomstbestendige dierziektebestrijding, dit in het belang van een gezonde én productieve veestapel.
Bron: DGZ